Het is midden in de nacht als de slaapkamerdeur openzwaait. Ik geloof haast mijn slaapverdwaasde ogen niet; daar staat mijn buurvrouw met mijn zevenjarige zoon aan haar hand.
Ze zegt: ‘Kijk, daar liggen ze!’ Hij had gedroomd dat zijn ouders hem hadden verlaten en zich naar de buren gespoed om hulp.
De achterdeur bij de buren was niet op slot en zo kon hij hun slaapkamer betreden.
Zij knipten hun beddenlampje aan en mijn zoon zag een boek op het nachtkastje liggen. Hij vroeg om uitleg over de titel. Het was iets met ‘koning’ erin. ‘Ja, het is goed hoor, een andere keer’, sprak buurvrouw, pakte zijn handje en bracht hem naar zijn eigen huis.
Geen titeluitleg, alleen maar: ‘Kijk, daar liggen ze.'
Ze zegt: ‘Kijk, daar liggen ze!’ Hij had gedroomd dat zijn ouders hem hadden verlaten en zich naar de buren gespoed om hulp.
De achterdeur bij de buren was niet op slot en zo kon hij hun slaapkamer betreden.
Zij knipten hun beddenlampje aan en mijn zoon zag een boek op het nachtkastje liggen. Hij vroeg om uitleg over de titel. Het was iets met ‘koning’ erin. ‘Ja, het is goed hoor, een andere keer’, sprak buurvrouw, pakte zijn handje en bracht hem naar zijn eigen huis.
Geen titeluitleg, alleen maar: ‘Kijk, daar liggen ze.'